Door Jan van Groesen
Van dit symposium over de nieuwsombudsman wil ik graag gebruik maken om even met u stil te staan bij het belang en de verantwoordelijkheid van de journalistiek. Want er wordt veel over de rol van de media gesproken, maar binnen de journalistieke beroepsgroep zelf is er meestal niet veel animo om de belangrijke maatschappelijke positie van de gezamenlijke media te analyseren.
Hoewel ik van nature een optimistisch mens ben, maak ik me grote zorgen om wat zich op dit moment in Nederland afspeelt en de invloed die de media daarop uitoefenen. Wie regelmatig het radio- en tv-nieuws volgt en de relevante kranten, websites and weblogs leest, ziet een patroon waarbij de rust in dit land voortdurend wordt verstoord en de verhoudingen steeds opnieuw op scherp worden gezet.
Sommigen doen daarover luchtig en wuiven bekommernis achteloos weg, maar achter die maatschappelijke onrust gaat een belangrijk democratisch tekort schuil dat de cohesie in deze samenleving aantast. Niet voor niets waarschuwt Herman Tjeenk Willink, de vice-voorzitter van de Raad van State, al enkele jaren voor het wegkwijnen van de democratische constituties in dit land. Maar vrijwel niemand luistert.
Er zijn ongetwijfeld verschillende oorzaken aan te wijzen voor deze maatschappelijke tekortkoming, maar de rol die de media hierin spelen wordt m.i. behoorlijk onderschat. Met name in de laatste twee decennia is er een duidelijke verandering opgetreden in de wijze waarop de media hun verantwoordelijkheid in een democratische samenleving zien.
Een paar elementen springen er uit:
1. veel traditionele nieuwsmedia hebben na de introductie van internet hun oorspronkelijke rol van neutrale, afstandelijke en kritische waarnemer van maatschappelijke processen afgelegd en ingewisseld voor het bieden van verstrooiing en amusement.
2. we bekommeren ons niet om het publieke domein dat steeds meer wordt bezoedeld door beschimpingen, beschuldigingen en scheldpartijen. Het publieke domein waaraan de burger in een geordende samenleving zijn rechten moet kunnen ontlenen.
3. grote maatschappelijke vraagstukken worden nauwelijks of niet meer aan de orde gesteld, niet door de media en helaas ook niet door de politiek. Om een paar voorbeelden te noemen: We hebben het niet over de toenemende schending van de privacy van de burger, door de overheid maar evenzeer door de journalistiek zelf, die op meer dan sluipende wijze de standaarden van ethiek aan het verlaten is; we maken niet inzichtelijk hoe de enorme geldstromen in de gezondheidszorg lopen en waar ze al dan niet efficient worden ingezet; we hebben het niet over wat de privatisering aan het maatschappelijk middenveld in Nederland heeft berokkend, en we komen plotseling tot de ontdekking dat de zekerheid van onze pensioenvoorziening slechts relatief is als zich een grote financiële crisis voordoet.
Ook lijkt de journalistiek niet meer geinteresseerd te zijn in de inhoudelijke besluitvorming in de Tweede Kamer(Kamervoorzitter Verbeet had het er onlangs nog over), noch in die bij de provincies en de gemeenten, waardoor de burger verstoken blijft van neutrale informatie om zijn democratisch recht te kunnen uitoefenen.
Waar hebben we het dan wel over? Wat opvalt is dat we vooral veel emotie-journalistiek bedrijven.We hebben het over de graai- en de grijpcultuur die inderdaad alom een groot probleem is en waarvoor terecht aandacht wordt gevraagd , maar waarvan elke eruptie steeds opnieuw tot woede en verontwaardiging leidt. We hebben het over een 13 of 14-jarig meisje dat de wereld wil gaan bezeilen en lezen daarover dagelijks de headlines in vrijwel alle nieuwsmedia. In plaats van het privé-karakter van dit onderwerp te respecteren, hebben we er een nationale kwestie van gemaakt.
We hebben nog meer nationale kwesties opgevoerd zoals de stiekeme zoen van Wesley en Yolanthe die wekenlang door de media wordt rondgepompt en waarvan zelfs de hoogste politici in dit land menen er serieus commentaar op te moeten geven. Terwijl het gezonde verstand ons zegt dat het hier gaat om een oude en een nieuwe verkering die op zijn hoogst in de glossy bladen aandacht en gegniffel zou teweegbrengen.
Maar we hebben het ook over politieke kwesties. Maandenlang hebben we stilgestaan bij de film van Geert Wilders waarvan we de inhoud niet kenden , maar die honderden krantenkolommen en vele uren zendtijd in beslag nam. We hebben zo laveloos over de vermeende inhoud van de film gespeculeerd dat iedereen een gevoel van onveiligheid kreeg, zowel in binnen- als in sommige buitenlanden, waarbij zelfs de internationale positie van Nederland in het geding dreigde te komen.
Eveneens maandenlang hebben we gesproken en geschreven over de Mexicaanse griep, waarbij terechte en bizarre twijfel over de vaccinatie door elkaar werden gehusseld. We hadden vooral oog voor vermeend-alarmerende cijfers en voor elke nieuw dodelijk slachtoffer. En hoewel elk slachtoffer er een teveel is heb ik enige nuancering, bijvoorbeeld dat de gewone griep jaarlijks tussen de 1500 en 2000 sterfgevallen veroorzaakt, weinig in de media aangetroffen.
Roel Coutinho, inmiddels een zeer bekende Nederlander, beklaagde zich er onlangs tijdens een Machiavelli-lezing over dat de media de wetenschap ondermijnen en dat het vertrouwen in de medische deskundigen in dit tijdsbestek niet meer vanzelfsprekend is. Coutinho noemde het voorbeeld van een verslaggever van Netwerk die hem serieus de vraag stelde of de overheid nanochips in de griepvaccins had gedaan om elke Nederlander te kunnen volgen. Ik heb het gerucht, dat afkomstig was van het internet, in vrijwel alle serieuze krantenkolommen zien verschijnen. Een gezond wantrouwen is een goed instrument voor elke journalist, maar het moet niet ontaarden in paranoia..
Kortom, veel media komen met echte of vermeende nieuwsitems die tot woede en verontwaardiging leiden, die angst veroorzaken over onze gezondheid, die onzekerheid verspreiden en die het gevoel van onveiligheid versterken. Het kan dus niet verrassen dat we in een permanente staat van opwinding verkeren.
Is dit zorgwekkend? Ja, dit is zorgwekkend omdat de gezamenlijke invloed van alle media in de samenleving zo groot is geworden en veel journalisten zich daarvan nauwelijks bewust lijken te zijn. En macht uitoefenen in het publieke domein zonder het te beseffen kan gevaarlijk zijn. De Britse journalist John Lloyd schreef een paar weken terug in de Financial Times een artikel over de grote macht van de pers. Volgens Lloyd zijn de media cruciaal geworden voor de zaak van het regeren. “Though they do not rule the country, the media sometimes rule the rulers, forcing them to spend long hours wooing, refuting, dodging and complaining”, aldus Lloyd.
Voor een goed begrip: het gaat hier niet om macht die door de media is geconstrueerd of wordt nagestreefd, maar om de invloed die van alle media gezamenlijk, 24 uur per etmaal, op de samenleving uitgaat. Een invloed die soms zo groot kan zijn dat de journalistiek geen informerende, maar een sturende kracht dreigt te worden. Immers, als we met het nieuws de emoties willen bespelen, als we niet meer schrijven wat er werkelijk gebeurt maar als we schrijven en spreken wat we denken dat de burger wenselijk vindt om ons nieuws aan de man te brengen, dan dreigt de journalistiek tot regisseur van maatschappelijke processen te worden.
De voorbeelden van Coutinho zijn sprekend. Dat er tweemaal in korte tijd, eerst bij de inentingscampagne tegen baarmoederhalskanker en later tegen de Mexicaanse griep, door bepaalde publicaties veel twijfel en aarzeling was over vaccinatie. Dat de campagne tegen baarmoederhalskanker daardoor mislukte en dat de aarzeling tegen inenting bij de Mexicaanse griep plotseling omsloeg toen de media collectief en massaal publiceerden over de dood van enkele jonge kinderen waarna zich rijen van honderden mensen bij de huisartsenposten vormden.
We moeten hierbij overigens de specifieke Nederlandse situatie niet buiten beschouwing laten. We leven hier met zoveel mensen op elkaar dat de noodzakelijke kritische afstandelijkheid van de journalistiek niet altijd gemakkelijk kan worden behouden. Bovendien is Nederland het land met de grootste persdichtheid in de wereld en vergeleken met 30 jaar terug is de frequentie van nieuwsuitzendingen en het aantal tv-kanalen dat je bereikt enorm toegenomen. De mobiele telefoon heeft de mogelijkheden van informatie en communicatie een nieuwe dimensie gegeven. Versterkt door de komst van social networks als Hyves, Facebook en Twitter wordt vrijwel iedereen op elk moment deelgenoot van wat de journalistiek als relevant beschouwt. Dit levert een voortdurende stroom aan berichten op, waaraan als het ware geen ontsnappen meer mogelijk is en die de tijd voor reflectie en rustig nadenken wegdrukt. Of, om een Amerikaanse collega aan te halen: “an abundance of news and information that is not digestible for the people anymore”.
Het is een verklaring van het koortsachtige tempo waarin wij in Nederland leven, een tempo dat geen ruimte laat voor bezinning en vooral niet voor de gelegenheid om zich door anderen te laten overtuigen. Aan die doorlopende haast vallen ook de media ten slachtoffer, waardoor ze steeds meer van elkaar gaan kopiëren. Dit kopieergedrag heeft een zeer versterkend effect op de beeldvorming. Als we allemaal hetzelfde roepen en vaak om het hardst, kan het nieuws gemakkelijk de kracht van een megafoon krijgen. Laat ik een voorbeeld geven: als we driemaal 24 uur lang zowel in de gedrukte, de audiovisuele en de digitale media roepen Fortis valt om, Fortis valt om, Fortis valt om, dan is er geen houden meer aan , niet voor de directie van Fortis, niet voor de Raad van Commissarissen en niet voor de toezichthouder. Dan valt Fortis om.
Het is deze gezamenlijke verantwoordelijkheid waarvoor ik aandacht vraag van de journalistiek. Is het nieuws dat we dagelijks brengen nog het echte nieuws of pretendeert het dat slechts te zijn?. Komen we nog met relevante maatschappelijke feiten of laten we ons verleiden tot kopieergedrag en tot verbale overdrijving van voortijdige weetjes die moeten plezieren?. En is er nog voldoende bewustwording van het belang van de journalistiek voor de democratische rechtsstaat?
De indruk bestaat dat veel journalisten nog slechts geinteresseerd zijn in conflicten en tegenstellingen en dat ze het extreme tot normaliteit verheffen. De populaire talkshows die veel aandacht trekken, hebben hun format zelfs op het conflictmodel toegesneden. Wie de nieuwsmedia volgt zal het zijn opgevallen dat veel vragen van verslaggevers aan geinterviewden een vast sjabloon kennen: wat was het ergste dat u heeft meegemaakt, wat doet u het meeste pijn, waar bent u het meeste kwaad over. In deze vraagstelling zoeken ze niet naar informatie over een relevante kwestie, maar willen ze uitsluitend de uitersten zoeken, de extremen. We nemen elkaar voortdurend de maat naar de norm van de overtreffende trap, want daarmee scoren we het best.
Is deze situatie typisch van deze tijd? Het is mijn stellige indruk dat de komst van het internet en vooral de wijze waarop de traditionele media daarop om concurrentie-overwegingen hebben gereageerd, een cesuur heeft aangebracht. Een cesuur die ook naar het politieke toneel kan worden vertaald. Het electoraat in Nederland is de laatste 15 jaar aan heftige schommelingen onderhevig met steeds weer nieuwe hoofdrolspelers in de frontlinie. Het is een on-Nederlandse situatie die in het buitenland met grote verbazing wordt bekeken.
De traditionele politieke partijen kalven geleidelijk af en hun plaats wordt ingenomen door bewegingen die een populistische boodschap uitdragen en die door de grote media-aandacht snel succes boeken.
Na Pim Fortuyn, die vanuit het niets 26 zetels in de Kamer haalde, kwam Rita Verdonk en daarna Geert Wilders. Als Rita Verdonk in een peiling op 50 Kamerzetels uitkomt en een paar maanden later, na een in de publiciteit uitgevochten ruzie met haar omgeving, op 0 zetels staat, geeft dat niet de werkelijkheid weer maar vooral de beeldvorming. Het gedrag van het electoraat kan niet zo vluchtig zijn. De opiniepeilers spreken in zulke gevallen van een virtuele aanhang, maar is die virtualiteit wellicht synoniem aan de grote publiciteit die Verdonk in die periode ten deel viel, eerst in voor haar positieve zin en daarna in negatieve zin. Virtueel betekent letterlijk de werkelijkheid simuleren en dat is geheel wat anders dan de werkelijkheid weergeven.
Hoe het met Geert Wilders afloopt, na zijn hoge scores in Almere en Den Haag, zullen we na 9 juni weten. Maar dat hij onevenredig veel aandacht krijgt van de media blijkt uit alle onderzoeken. Laten we niet vergeten dat een vliegtuig vol journalisten met Wilders meetrok om te zien hoe hem de toegang tot Engeland werd ontzegd. De media-aandacht die hem ten deel viel had meer weg van propaganda dan van informatie.
Ik wil hier niet alle media over één kam scheren, eenvoudig omdat er grote verschillen tussen media zijn. Maar ik wil wel de journalistiek als beroepsgroep aansporen om terug te keren naar de basis van ons handwerk: nieuws vergaren over relevante maatschappelijke feiten en daarvan aan de samenleving verslag doen. Dit vooral om de democratie beter tot haar recht te doen komen. En gezien de invloedrijke plaats die alle media gezamenlijk innemen in het publieke domein, dient de journalistiek ook meer openheid te verschaffen over de nieuwsselectie en daarvan verantwoording af te leggen.
De Raad voor het Openbaar Bestuur kwam op 17 feb, jl. met een rapport “Vertrouwen op democratie” waarin hij de media oproept meer verantwoording af te leggen vanwege hun prominente plaats in de samenleving. Volgens de ROB hebben de media een niet te onderschatten macht verworven en zijn ze vaak onderzoeker, aanklager en rechter tegelijk. De Raad beveelt de instelling aan van een nationale ombudsman voor de media die deze publieke verantwoording gestalte zou moeten geven. Wij achten dat een goede zaak en hebben daartoe met de Stichting Media-Ombudsman Nederland al een eerste stap gezet. De Stichting Media-Ombudsman Nederland heeft als doelstelling het instandhouden van een onafhankelijke en hoogwaardige nieuwsvoorziening waardoor de burger de vrijheid krijgt voor eigen meningsvorming en maatschappelijke participatie.
Ondanks de prominente rol van de mediawereld, is het enigszins wrang dat veel afzonderlijke nieuwsmedia, en met name de kranten, in een moeilijke positie verkeren. De emotie-journalistiek en het brengen van nieuws dat de burger wenselijk vindt, betaalt zich kennelijk niet uit. Een van de redenen zou kunnen zijn dat met de komst van internet hoogopgeleide en mondige burgers het middel hebben gekregen om zich uit te spreken en zich ook ergens tegen uit te spreken. Roel Coutinho en zijn collega’s, hoe onterecht wellicht, hebben dat gemerkt en de klimaatwetenschappers weten het inmiddels ook. Zouden de nieuwsmedia het wellicht ook merken. Dat hoogopgeleide en mondige burgers niet door de media willen worden gepaaid met oppervlakkige sensatie, maar ontvankelijk zijn voor een pluriform nieuwsaanbod. Dat ze niet naar de mond geschreven willen worden, maar juist ook informatie wensen die iets toe of afdoet aan hun eigen meningsvorming.
En is dat wellicht een belangrijke oorzaak van de structurele terugloop van het aantal krantenabonnees ?
Want die terugloop heeft wellicht minder te maken met de komst van het internet dan met het veranderde nieuwsaanbod. Uit recent onderzoek van de Cornell University in de VS bleek dat de meeste websites and blogs nog altijd 2,5 uur achterlopen op de traditionele media. In de periode augustus tot oktober 2008 bekeken onderzoekers van Cornell welke teksten en uitdrukkingen werden herhaald op 1.6 miljoen sites. Ze concludeerden dat de meeste nieuwsitems eerst in de traditionele media verschijnen en daarna pas hun weg vinden naar de blogosfeer. Het nieuws legt slechts in 3,5 procent van de gevallen de omgekeerde weg af.
Kortom, het nieuwsaanbod van de traditionele media is 20 jaar na de komst van het internet nog altijd bepalend. En het concept van de krant, die met een grote verscheidenheid aan nieuwsrubrieken de zaken in perspectief plaatst, of dat nu een gedrukte of een electronische krant is, blijft voor de vrije meningsvorming en de burgerparticipatie van vitaal belang.
(17-3-2010)
Jan van Groesen
(Dit is een weergave van de toespraak die de voorzitter van de Stichting Media-Ombudsman Nederland op 17 maart heeft gehouden tijdens een internationaal symposium in Den Haag over journalistieke ethiek)