Door Jan van Groesen
Als het de taak is van de journalistiek om de burger zo objectief en volledig mogelijk te informeren, dan mag embedded journalism die naam niet dragen. Nederlandse verslaggevers die embedded met Defensie naar Uruzgan gaan, kunnen slechts verslag doen van militaire acties van de Nederlandse troepen. De verslaggevers laten daardoor slechts één kant van de militaire strijd zien en schieten daarmee tekort in het geven van een totaalbeeld, wat voor het weergeven van de werkelijkheid imperatief is. Helaas is dat voor hun lezers, luisteraars en kijkers niet altijd duidelijk, waardoor ze het risico lopen zich aan misinformatie te bezondigen.
De Nederlandse verslaggevers die embedded in Uruzgan waren, zijn zich van deze tekortkoming in hun beroepstaak bewust. Enkelen van hen waren onlangs op een symposium in het Haagse perscentrum Nieuwspoort aanwezig, alwaar ook commandant der strijdkrachten Dick Berlijn zijn opwachting maakte. In de discussie over de verslaggeving vanuit Uruzgan gaven de journalisten aan vanuit een embedded regime slechts de helft van het nieuws te kunnen geven, zijnde de eenzijdige informatie die Defensie hun in Uruzgan verschaft. Met journalistiek in de brede zin van het woord heeft dit weinig nog van doen.
Het ‘The Hague Centre for Strategic Studies’ heeft dit dilemma voor de journalistiek belicht met zijn recente rapport ‘Eyes Wide Shut?’, een intrigerende en wellicht ook onthullende titel. Het HCSS deed onderzoek naar “embeddedness” omdat dit vragen oproept over objectiviteit, censuur en journalistieke onafhankelijkheid. Hoofdvraag van het onderzoek was hoe embedded journalism de Nederlandse verslaggeving over Afghanistan aantast en of een regeling voor toekomstige verslaggeving zou moeten worden gewijzigd.
Het mag niemand verbazen dat het HCSS tot de conclusie komt dat het Ministerie van Defensie niet ontevreden hoeft te zijn over het resultaat van deze Nederlandse vorm van embedded journalism. De tevredenheid was kort voor het uitkomen van het HCSS-rapport al geuit door Dick Berlijn die tijdens zijn afscheidstoespraak in Nieuwspoort aantekende dat Defensie ingenomen is met een dergelijke vorm van verslaggeving vanuit Uruzgan en daarmee graag wil doorgaan.
Een journalist heeft altijd geleerd dat je een gezond wantrouwen moet ontwikkelen als je complimenten krijgt voor het geven van slechts de halve waarheid. De Nederlandse variant die Defensie voor embedded journalism heeft gekozen zou in de journalistieke beroepsgroep daarom veel meer vragen moeten oproepen dan er nu worden gesteld. En voor tevredenheid onder de embedded-verslaggevers zelf, zoals die in het HCSS-rapport tot uitdrukking komt, zou in het geheel geen plaats mogen zijn.
Nederlandse verslaggevers die onder de beschermende paraplu van Defensie naar Uruzgan gaan, zijn inderdaad letterlijk ingebed in de militaire structuur van de Nederlandse troepen. Ze kunnen slechts van binnenuit berichten over militaire operaties. De informatie die ze ter plekke van Defensie krijgen is moeilijk of niet op werkelijkheidsheidsgehalte na te trekken. Hun bewegingsvrijheid wordt bepaald door de militaire leiding en hun verhalen worden door een functionaris van Defensie, vóór publicatie, gecontroleerd op de eventuele onthulling van militaire geheimen.
Naast enkele andere bezwaren is daarmee m.i. het grootste defect van embedded journalism in beeld gebracht. Professionele journalistiek kent als een van zijn belangrijkste principes dat hoor en wederhoor wordt toegepast. Voor wederhoor is onder de deken van Defensie echter geen ruimte ingepast. De ingebedde journalist kan geen woordvoerder van de Taliban benaderen, geen lokale Afghaanse krijgsheer of een vertegenwoordiger van de plaatselijke bevolking vragen om de informatie van Defensie tegen het licht te houden.
We spreken hier over een Nederlandse vorm van embedded journalism. Nederlandse journalisten die embedded met Amerikaanse troepen in Irak optrokken, hebben in het verleden aangegeven dat de Amerikaanse inbedding hun meer vrijheid toestond dan de Nederlandse. Zo behoefden zij hun verhalen niet vóór publicatie, aan de Amerikaanse censor voor te leggen. Desondanks gelden ook tegen die vorm van embedded journalism bezwaren, waarbij ik tot mijn verrassing en mijns ondanks de vroegere Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld aan mijn zijde vindt. Aan het begin van de oorlog in Irak, toen Rumsfeld het experiment van embedded journalism met de Amerikaanse media aanging, waarschuwde hij dat je slechts “een schijfje” van de oorlog gaat zien. “Wat wij (embedded, JvanG) gaan zien is niet de oorlog in Irak. Wat we gaan zien is wat die specifieke verslaggever of commentator of tv-camera toevallig op dat moment ziet, en dat is niet wat er plaatsvindt. Het is slechts een schijfje, maar de totaliteit ervan, dat is waar deze oorlog om draait”, zo meende Rumsfeld.
Verhalen van embedded verslaggevers zijn het afgelopen jaar in de Nederlandse kranten afgedrukt. Daarbij werd vaak onder het verhaal de mededeling geplaatst dat het stuk door Defensie was ingezien. Het is een poging tot verantwoording en transparantie die voorbijgaat aan de principiële taak van de journalistiek en die wellicht ook niet in de gedachten van de lezer zal beklijven. In ieder geval geeft het de lezer niet aan dat de tegenstander van de Nederlandse troepen hoogstwaarschijnlijk een volstrekt andere lezing geeft van het verhaalde, zoals dat in oorlogssituaties vrijwel altijd het geval is, en dat er dus ruimte is voor nuancering. Een dergelijke mededeling staat vooral haaks op de belangrijke rol die de journalistiek zich toemeet, namelijk een kritische volger van het gezag te willen zijn. Met de aanduiding dat het militaire apparaat het betrokken verhaal op hem onwelgevallige elementen heeft gezift, wordt aangegeven dat deze kritische rol bij voorbaat al is prijsgegeven.
Ik herinner mij nog levendig de inval in 1983 van de VS in Grenada toen de regering van Ronald Reagan dit kleine land in het Caribisch gebied wilde aanpakken wegens vermeende steun die het vanuit Cuba ondervond. Het wereldwijd opererende Amerikaanse persbureau UPI moest zich in zijn berichtgeving over deze actie aan de Amerikaanse militaire censor onderwerpen. UPI koos ervoor aan zijn lezers de hand van de censor zichtbaar te maken door berichten te publiceren waarin op tientallen plaatsen de regels door witte vlekken werden onderbroken, ten teken dat de censor daar had ingegrepen. Hoewel er niet veel fatsoenlijk leesbaars overbleef, bracht het bij de lezer indringend over dat onafhankelijke berichtgeving van een gerespecteerd internationaal agentschap door de censor geweld werd aangedaan. Het was niet een vorm van journalistiek die mijn grote sympathie geniet, maar UPI voorkwam met deze handelwijze dat het zich aan misinformatie overgaf.
Het HCSS beveelt in zijn rapport aan dat embedded verslaggevers meer ruimte krijgen om hun werk te doen. Bovenal roept HCSS de Nederlandse verslaggevers op meer distantie in acht te nemen tot de omgeving waarin zij werken. Een pleidooi dus eigenlijk tegen embedded journalism. Het is jammer dat de journalistiek zelf deze aanbevelingen nodig heeft. Wordt hier immers niet gerefereerd aan de ingrediënten die onlosmakelijk aan de journalistieke professie verbonden zijn: afstandelijkheid, bewegingsvrijheid, een kritisch oog en non-interventie door de overheid? Als ingebedde journalist daarentegen trek je samen met de troepen op, die daardoor gemakkelijk je kameraden worden. In het ergste geval word je samen beschoten. In een dergelijke situatie zou een journalist niet moeten willen zijn, omdat dit ongetwijfeld zijn verhalen kleurt doordat hij, zowel fysiek als mentaal, niet de noodzakelijke afstand heeft kunnen aanhouden.
Wellicht is er niet veel op tegen om embedded verslag te willen doen van het wel en wee van de Nederlandse troepen in moeilijke oorlogsomstandigheden. Maar geef daarbij dan aan dat het uitsluitend om deze “human interest” gaat en wek niet de indruk dat je informatie geeft over het succes of het falen van de Nederlandse inzet. De halve waarheid is immers geen waarheid.
Jan van Groesen
Media-ombudsman Nederland