Door Jan van Groesen
In het perscentrum Nieuwspoort staat een bronzen kunstwerk van de beeldhouwer Kees Verkade. Het verbeeldt de mens wiens gebochelde onwetendheid evolueert naar rijzige fierheid naarmate hij meer informatie tot zich neemt. Deze metaforische expressie, beroerd door het verlichtingsideaal, wil dat de mens door het verkrijgen van kennis zelfbewust in het leven staat.
Je vraagt je af of veel bezoekers van Nieuwspoort dit beeldwerk herkennen. En of binnen de moderne journalistiek nog enig bewustzijn leeft dat de overdracht van informatie bijdraagt aan verheffing van de burger. Gezien de commercialisering en boulevardisering van het nieuws, lijkt eerder sprake van het tegendeel.
De journalistiek heeft immers door de komst van snelle en digitale media een ander aanzien gekregen. In een tijd van flitsende mediacultuur en drift tot scoren, wordt de notie van wat nieuws is, breder getrokken dan in het verleden. Zie de recente heftige discussie binnen de serieuze journalistiek over het scheidingsbericht van “das Promi-Traumpaar” Rafael en Sylvie van der Vaart. Aandacht vragen voor de maatschappelijke rol van de nieuwsmedia, klinkt dan snel als een stem uit het verleden die “out of touch” is met de moderniteit van de 21steeeuw.
Het vergaren en het verspreiden van nieuws staat echter onder druk nu de dagbladen in zwaar weer verkeren. In het licht van de democratie en de informatie aan de burger is de noodzaak van een urgente aanpak groot.
De oorzaak van de kwijnende krantensector wordt vaak gezocht bij de komst van het internet, maar de vraag is of een goede diagnose niet in een andere richting wijst. Neem de dance macabre die al geruime tijd met het Wegenerconcern wordt opgevoerd. De eigenaar, de Britse investeerder Mecom, heeft zijn financiële machinaties met de belangrijkste regionale bladen in Nederland definitief zien verzinken. Wegener staat in de verkoop en het concern dreigt uit elkaar te vallen, financieel geheel ontmanteld. En terwijl de treurmars voor de Wegenerbladen langstrekt, werd bekend dat de eigenaren van NRC Handelsblad zichzelf een dividend van € 12,5 miljoen toekenden. De jaarrekening van het bedrijf liet slechts een winst zien van € 4,7 miljoen.
Megalomanie
De casussen van Wegener en van NRC Handelsblad staan model voor een beleid dat het krantenbedrijf al sinds de jaren tachtig treft. Het waren de jaren waarin de uitgevers werden geraakt door het virus van de megalomanie en koersten op het vormen van grote concerns door overnames, fusies en ventures die hun financiële armslag ver te boven gingen. Nieuwe acquisities was kennelijk het dwingende parool, aandeelhouderswaarde het doel.
Illustratief was de overname, halverwege de jaren negentig, door de Perscombinatie van de Nederlandse Dagblad Unie (NDU). Basisverbreding was het toverwoord, waarvan de financiële verlokkingen ook voor de redacties breed werden uitgestald. Cees Smaling, eertijds ten onrechte bewierookt als de Murdoch van het poldermodel, legde als PC-voorman voor deze overname een bedrag van 900 miljoen gulden op tafel waarvan eenieder kon berekenen dat dit voor de Perscombinatie veel te hoog gegrepen was. Smalings opvolger Theo Bouwman werd met zo’n grote schuldenlast behangen dat hij, wanhopig om de financiële afgrond vóór te zijn, in zee ging met Apax, de aggressieve Britse investeringsmaatschappij die PCM na drie jaar achterliet, nog eens zo’n slordige € 250 miljoen verder in het rood gedrukt.
In het dagblad Trouw werd aan de vooravond van de NDU-overname al geschreven dat krantenfusies geen spelletje monopoly zijn. Met de overname was bijna 90 procent van de dagbladmarkt in handen gekomen van slechts drie concerns (PCM, Wegener en De Telegraaf) die naar believen onderling met hun assets konden dobbelen en schuiven. Bij dit hazardspel zijn nadien helaas veel vermaarde krantentitels gesneuveld (Haagsche Courant, Rotterdams Dagblad, Utrechts Nieuwsblad, Amersfoortse Courant enz.).
Geestelijk eigendom
De metafoor van het beeld van Verkade en de maatschappelijke betekenis van de krant, hebben bij dat spel geen rol gespeeld. Evenmin bij Wegener waar de nakende ondergang van het concern ook niet pas met de komst van Mecom is ingeluid. Het was Wegenerbaas Jan Houwert zelf die eind 1999 door de overname van de VNU-bladen voor 1.8 miljard gulden het bedrijf met zoveel schulden belastte dat het daarvan nimmer is hersteld. Om een financieel debacle te voorkomen werd in 2008 de Britse financieringsmaatschappij Mecom binnengehaald, en zoals het Angelsaksische geldzoekers betaamt, is Wegener sindsdien volledig uitgebeend.
Recentelijk hebben de redacties van Wegener gewaarschuwd dat ze zich niet langer als handelswaar willen laten gebruiken. Het zal niet de eerste keer zijn dat journalisten de krant opeisen als hun geestelijk eigendom.
De laatste rij van deze litanie van treurige bedrijfsvoering was de Noordelijke Dagblad Combinatie, die in maart 2005 de boekenuitgeverij Veen, Bosch en Keuning (VBK) inlijfde en drie jaar later nog eens de educatieve uitgeverij ThiemeMeulenhoff van PCM overnam. De € 170 miljoen die voor de laatste uitgeverij werd neergeteld, bleek de schuldenlast van de NDC ondraaglijk te maken. Het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant, journalistieke paradepaardjes van de gemeenschap in Noord-Nederland, werden begin 2012 te koop gezet. VBK gaat sinds september weer als een zelfstandige uitgeversgroep door het leven. ThiemeMeulenhoff sinds kort evenzo. Het mismanagement van de NDC-leiding op navrante wijze geïllustreerd.
Wezensvreemde financiers
Wat de uitgevers met hun escapades aan het krantenbedrijf in Nederland hebben aangericht is desastreus. Voor het dragen van de schulden die ze zelf hadden opgebouwd, moesten grote bankkredieten worden afgesloten en zelfs wezensvreemde financiers en durfkapitalisten worden ingeroepen die niets hebben met het maken van een krant, maar alles met geldzucht en gewin. Aldus zijn de afgelopen twee decennia miljarden aan het krantenbedrijf onttrokken. Gelden die perfect hadden kunnen worden ingezet om de krant op een digitale toekomst te prepareren. De conclusie is gewettigd dat de betrokken uitgevers een zware verantwoordelijkheid dragen voor een kaalslag in de kwaliteitsjournalistiek in Nederland.
Het is daarom opmerkelijk dat in de analyses van deze kwestie de eigendom van de kranten, of beter gezegd het gesol met die eigendom, nauwelijks aan bod komt. Ondanks beloften aan de redacties dat concernvorming ook voor hen voordelen zou bevatten, is de golf van overnames steevast vergezeld gegaan van saneringen waarbij vooral de plaatsen van de ervaren journalisten, van de specialisten en van de correspondenten werden weggestreept. De brede deskundigheid van de krantenredacties is daarmee op sluipende wijze uitgehold, waardoor de dagbladen niet meer in staat zijn alle relevante maatschappelijke kwesties aan de orde te stellen. Dit wegsnijden van de know how heeft bovendien een belangrijke aanzet gegeven tot het uitbundige kopieergedrag van de moderne nieuwsmedia dat op zijn beurt weer oorzaak is van de hypevorming waarmee zoveel onrust en instabiliteit in de samenleving wordt geschapen. Project X Haren is een van de recente treffende voorbeelden.
De dagbladsector tobt nu al jaren over nieuwe verdienmodellen en boekt daarbij vooralsnog weinig resultaat. Maar zijn het niet de uitgevers zelf geweest die met het voortdurend saneren van de journalistieke kwaliteit, hun belangrijkste verdienmodel hebben verkwanseld? En had eerder de schaduw van het internet al niet een fikse minpost opgeleverd? De vermeende concurrentie met dat nieuwe, onbekende digitale fenomeen waar zonder betaling informatie van velerlei aard beschikbaar was, bracht de uitgevers er in de jaren negentig toe hun nieuwscontent eveneens gratis online aan te bieden. Een tweede verdienmodel was verdwenen en de pogingen sindsdien om deze strategische fout te herstellen, verlopen uiterst moeizaam.
Contrat social
De les die we hieruit moeten trekken is dat we de eigendom van kranten niet langer moeten overlaten aan bestuurders die zich ontpoppen als financiële avonturiers zonder moraliteit. De kaalslag zal zich dan nog verder vergroten. De NDC Mediagroep heeft inmiddels kennelijk het belang van de krant voor de samenleving ingezien. Het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant zijn recent in handen gekomen van ideële stichtingen.
Om de kwaliteitsjournalistiek te redden, dient een maatschappelijk initiatief te worden opgezet om de eigendom van de kranten zodanig te verankeren dat roekeloze risico’s worden afgewend. Een “contrat social” van de samenleving met de uitgevers dat ze, in het publieke belang, genoegen nemen met gematigde rendementen. Een dergelijk contract zou in lijn zijn met het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) dat het recht van de burger regelt op onbevooroordeelde, pluriforme en vrije informatie. Een krant is immers vóór alles een publiek goed, zoals Geert Mak in De Groene betoogde.
Het is ook bepaald geen donquichotterie om de krant nog steeds een vitale rol in de nieuwsvoorziening toe te kennen. De Cornell University in de VS voerde in 2008/2009 een breed wetenschappelijk onderzoek uit waarbij 1.6 miljoen nieuwssites werden vergeleken met kranten, radio en tv. (“Tracking the life and death of news” /Bill Steele 12-7-2009). De conclusie van het onderzoek was dat 97 procent van het nieuws door de traditionele media werd gegenereerd, die bovendien 2,5 uur eerder daarmee kwamen dan de onderzochte nieuwssites. Slechts 3 procent van het nieuws was afkomstig van de digitale media.
Voor de herauten van de virtualiteit zal het een verrassing zijn te bedenken dat ruim 20 jaar na de introductie van het internet, de traditionele media nog immer de algemene nieuwsvoorziening schragen. En dat de digitale media 2,5 uur nodig hebben om van de traditionele nieuwsstroom een eigen, op het online format toegesneden nieuwsselectie te maken. Ongeacht het copyright.
Voor insiders in de wereld van het nieuws, was de bevinding van Cornell niet verrassend: ondanks de ingrijpende saneringen hebben de traditionele media en vooral de kranten nog veruit de meeste journalisten in dienst. De bezetting van de online media-redacties valt daarbij, over vrijwel het gehele digitale spectrum, in het niet.
Beeldvertekening
Peter Preston, columnist van The Observer, ergert zich aan de vertekening van het beeld. In een column van een aantal maanden terug stelde hij dat zonder de krant de discussie over pluriformiteit van de media een academische is. Preston verwijst naar een onderzoek van Mediatique Ltd, een onafhankelijk onderzoeksbureau, en rekent voor dat in Engeland in het jaar 2011 aan nieuwsvoorziening een bedrag van ruim 2 miljard pond werd uitgegeven, waarvan kranten 1.35 miljard voor hun rekening namen, tv 461 miljoen, radio 146 miljoen en online 111 miljoen. Bij de gedrukte media telde men toen “19.000 frontline editorial posts” tegenover 3400 bij tv, 1700 bij radio “and a mere 600 web and app souls”.
In de aanloop naar de publicatie van het Leveson-rapport verwachtte Preston dat het News of the World-schandaal zou worden aangegrepen om voor strengere regulering van de pers in Engeland te pleiten. Maar volgens de Britse collega moet iedereen “including Lord Justice Leveson” er nota van nemen dat de gedrukte media in Engeland in de laatste vijf jaar 5000 journalisten hebben verloren. “We can obsess over frameworks for regulation and eternal Levesonian solutions. But the basic news challenge for the next ten years may be very different”, aldus Preston. Namelijk, de vraag hoe we eigenlijk nog “a basic news service” voor de samenleving in stand kunnen houden.
Het is dus niet het internet dat het verdienmodel van de traditionele media onderuit heeft gehaald, zoals vaak plichtmatig wordt geconcludeerd. Niemand zal uiteraard ontkennen dat jongeren meer gepreoccupeerd zijn met de social media dan met een krantenabonnement. En dat dit een punt van zorg is voor de toekomst van de krant. Maar de focus van het nieuws moet niet worden getroebleerd door een virtuele realiteit die zich nog niet heeft aangediend. Zoals de uitgevers evenmin hun klaagzang kunnen aanhouden dat het web hun advertentie-inkomsten heeft weggezogen. Een grafiek van de Amerikaanse Associatie van Uitgevers, over de advertentie-inkomsten van 1950 tot 2012, geeft die misvatting helder weer. Vanaf 1950, toen het gezamenlijke dagbladbedrijf in de VS $ 20 miljard van adverteerders incasseerde, lopen de inkomsten geleidelijk op tot een piek van $ 63 miljard in 2000 en een scherpe terugval vanaf 2007 naar 25 miljard. Slechts in de jaren 2003-2005 voegen de online advertenties een enkel procent aan het bedrag toe, doch met de terugval als gevolg van de financiële crisis blijkt ook dat minuscule extra weer verdwenen. Het is een slecht vooruitzicht voor het krantenbedrijf, niet in het minst voor Wegener dat in deze benarde situatie heeft aangekondigd digitaal te gaan.
Het zou van weinig realisme getuigen om vanuit vroegtijdige nostalgie naar de gedrukte krant, de rug te keren naar de digitale toekomst. De krant zit in een transitieperiode en zal vroeg of laat zeker zijn plaats op het internet gaan innemen. De realiteit vertelt ons wel dat er online nog geen alternatief is voor de krant en dat de digitale redacties zich niet op afzienbare termijn, qua omvang en qua deskundigheid, zullen kunnen paren aan die van de traditionele media.
Democratie
Wat het lot zal zijn van de bladen van Wegener en van de Mediagroep Limburg, die eveneens in de verkoop staan, blijft vooralsnog ongewis. Eigenaar Mecom lijkt plots over verkoop te twijfelen nu potentiële kopers in het huidige economische klimaat terughoudend zijn. Voor het personeel van de betrokken kranten betekent het slechts een voortzetting van onzekerheid en bange afwachting.
Het risicomanagement dat de uitgevers tot nu toe hebben gevoerd, voorspelt in ieder geval weinig goeds en heeft het besef gewekt dat journalistiek op zuiver commerciële basis niet verenigbaar is met een goed functionerende democratie. Want het dictum dat de democratie lijdt als de krant overlijdt, is in de Nederlandse samenleving al een aantal jaren naakte werkelijkheid. Het is met name zichtbaar in de regio waar de nog vigerende dagbladen bij gebrek aan journalistieke mankracht hun maatschappelijke functie niet meer kunnen uitoefenen. De burgemeester van Renswoude huurde een paar jaar terug een free-lance-journalist in omdat zijn bevolking niet meer werd geïnformeerd over de besluiten van zijn gemeenteraad. Veel collega’s van deze burgemeester kampen met hetzelfde probleem. Hoofdredacteuren van Wegener-bladen roepen vaak al in vertwijfeling uit dat ze geen mankracht meer hebben om bijeenkomsten van colleges van B en W, van Provinciale en van Gedeputeerde Staten te volgen. De lokale en de regionale democratie zijn hier duidelijk in het geding. Maar ook landelijk laat de journalistiek veel steken vallen. De voormalige voorzitter van de Tweede Kamer, Gerdi Verbeet, heeft de parlementaire verslaggeving bij herhaling geringeloord dat ze slechts oog heeft voor politieke conflicten en nauwelijks nog voor de inhoudelijke besluitvorming van het parlement.
Als een onafhankelijke en onpartijdige pers geen melding meer maakt van wat de vertegenwoordigende instituties voor de inrichting van de staat besluiten, ontstaat een groot probleem. De westerse democratie, gestoeld op de trias politica van de verlichtingsfilosoof De Montesquieu, is al aan erosie onderhevig. Publieke kritiek van de uitvoerende macht op de rechterlijke macht, zoals we dat de laatste jaren enkele malen hebben gezien, en aanvallen op de onafhankelijkheid van de rechter, kunnen de basis van de rechtsstaat ondermijnen. Een verdere teloorgang van de kritische stem van de kwaliteitsjournalistiek kan dan gemakkelijk een amalgaam vormen van radicaliteit en democratische destructie.
Geen overheidsbemoeienis
Het is daarom niet zonder gevaar om de ondergang van de kranten als een voldongen feit te beschouwen. Voor het uitoefenen van het democratische recht door de burger, is de rol van de krant te belangrijk, ook in een toekomstige online setting. Waarom wordt wel de maatschappelijke noodzaak gevoeld om grote banken niet te laten omvallen teneinde het financiële systeem overeind te houden, terwijl een vergelijkbare rol van het dagblad voor de beleving van de democratie nauwelijks of geen aandacht krijgt.
Het in stand houden van een vitale krantensector kan overigens geen taak zijn van de overheid maar is een verantwoordelijkheid van de burgersamenleving als geheel. Sinds in het begin van de 17deeeuw de eerste kranten in Amsterdam verschenen is in de Nederlandse bevolking een diep gevoel van persvrijheid en onafhankelijkheid geworteld, dat zich niet verdraagt met overheidsbemoeienis. Naarmate de positie van de kranten nijpender is, worden helaas steeds meer suggesties over ondersteuning door de overheid gehoord. Maar zolang met vrijwel alle kranten in Nederland nog winst wordt gemaakt, zelfs in de huidige crisissituatie, zijn dergelijke suggesties niet slechts prematuur, maar volledig uit den boze.
Jan van Groesen
Stichting Media-Ombudsman Nederland
(18-3-2013)