Door Jan van Groesen
Het is steeds weer pijnlijk als journalisten gezamenlijk een koekoek één zang laten horen.Want zie hoe de daad van een politieke leider vrijwel door alle nationale en internationale media eenzijdig werd belicht. En hoe de echte werkelijkheid werd weggedrukt achter een vermeende werkelijkheid, doordat de urgentie van het nieuws de journalist geen tijd en ruimte meer gunt voor eigen onderzoek en analyse.
Het betrof dit keer Giorgos Papandreou, de premier van Griekenland die het ogenschijnlijk had verbruid met zijn verrassende aankondiging van een Grieks referendum over het Europees bezuinigingspakket. De hele wereld viel stampvoetend over hem heen, terwijl een leider van een soeverein land toch zijn eigen volk moet kunnen raadplegen, zeker in benarde tijden. Maar van Papandreou kwam geen onvertogen woord. Hij werkte onverstoorbaar aan de vorming van een breed platform in de Atheense politiek, teneinde het nieuwe EU-pakket te implementeren, zodat Griekenland verzekerd blijft van Europese steun. Het resultaat is een breed verbond tussen de Griekse regering en de oppositie dat, gezien de volledig verziekte politieke verhoudingen in Griekenland, als een prestatie van formaat mag worden aangemerkt.
Schoorvoetend begint de wereld nu in te zien dat Papandreou’s vermeende referendum-blunder als een meesterzet moet worden gewaardeerd. Evenzo valt hem eer te beurt dat hij zijn ambt van eerste minister heeft neergelegd nu de omstandigheden daarom vroegen. Het is een houding van een politicus die in een tijd, waarin zoveel leiders met machiavellisme zijn behept, slechts te prijzen valt.
Nu de stofwolken van de recente Griekse chaos optrekken, blijven veel media nog steeds, in navolging van de opzichtig falende EU-politici, het beeld uitdragen van een premier die zijn land met het referendum-plan in een diepe politieke crisis stortte. Dat die crisis al maanden lang zo diep was en niet plotseling was geschapen, wordt daarbij volledig veronachtzaamd. Al sinds de eerste saneringen door de EU, de ECB en het IMF aan Athene werden opgelegd, had de Griekse oppositie met haar conservatieve leider Antonis Samaras (Nieuwe Democratie) zich frontaal verzet tegen welke bezuiniging danook en had zij gezworen dat te blijven doen zolang Papandreou aan de macht zou zijn. Zelfs voor een oppositiepartij een onverantwoorde houding, gezien de deplorabele staat van de Griekse economie, die juist voor een groot deel door diezelfde oppositie in het verleden was veroorzaakt.
Zou er nu niemand in Brussel te vinden zijn die voldoende empathie heeft om te zien dat Papandreou een deus ex machina nodig had om een nieuw pakket bezuinigingen aan de Griekse burger en de politiek te kunnen opleggen. En wanneer komt het gezond verstand in Europa terug? Het was immers bij de overige leiders van de eurozone bekend dat Griekenlands vermogen om te snoeien al was uitgeput toen ze op 26 en 27 oktober tijdens de Eurotop in Brussel dat extra pakket aan Athene opdrongen. Tevens werd tijdens de G-20 top in Cannes op 3 en 4 november, waar de Griekse premier door zijn Europese collega’s werd ontboden, manifest dat het de EU in eerste instantie niet om Griekenland gaat, maar om het redden van de euro en het bancaire systeem. De Duitse bondskanselier Angela Merkel erkende dat ook uiteindelijk.
Voor Papandreou moet toen duidelijk zijn geweest dat de Griekse burger deze nieuwe roede niet zou kussen en dat hij de scherpzinnigheid moest vleien om voor deze extra kwelling draagvlak in zijn land te scheppen. En het volk raadplegen mag toch passend heten voor een vertegenwoordiger van een land dat in het oude Athene de democratie het licht deed zien.
Onder de grote internationale verontwaardiging, gevoed door kelderende beurskoersen, heeft Papandreou steeds veel waardigheid uitgestraald. De boosheid die hem via de internationale media bleef achtervolgen, deerde hem klaarblijkelijk niet. In Nieuwsuur van die vrijdag, 4 november, zat de opdringerige Mariëlle Tweebeke aldoor te hunkeren naar het nieuws dat Papandreou zou opstappen, al was op dat moment al in Athene het eindspel zichtbaar dat kon worden gespeeld mits hij zelf de regie over de ontwikkelingen in handen hield. De Griekse premier moest daarvoor een laatste vertrouwensvotum in het parlement winnen, een horde die hij ondanks dreigende defecties in zijn eigen Pasok-kamp, gedurende de lange crisis al enkele malen eerder had geslecht.
De grote en verrassende doorbraak in de doodgelopen Griekse politiek was toen echter al bereikt. Oppositieleider Samaras, die zo lang met stalinistische hardnekkigheid had geweigerd zijn verantwoordelijkheid voor het EU-pakket te nemen en die niet met Papandreou had willen praten voordat de premier was opgestapt, zegde in de chaos van het moment, weliswaar contrecoeur, zijn medewerking toe aan de implementatie van de Europese eisen. Voor de premier meer dan voldoende aanleiding om zijn referendum-plan te laten varen.
Binnen drie dagen slaagde Papandreou er in een akkoord met de oppositie te sluiten over een regering van nationale eenheid en de contouren van een nieuwe regering te bouwen die zal worden geleid door de voormalige vice-president van de ECB, Lucas Papademos, een voormalig adviseur van Papandreou.
Of met dit politieke verbond het vertrouwen van het Griekse volk zal worden herwonnen, is zeer twijfelachtig.Het is geen sinecure om een overtuigende boodschap te formuleren nu de bezuinigingen almaar hardvochtiger inslaan in het sociale leven van de gewone Griek. Daarnaast is een lange adem nodig om de afloop van dit Griekse drama binnen het toneel van de eurozone te zien plaatsvinden, zeker nu de Europese cohesie door de financiële crisis zo ernstig wordt beproefd.
Wat zich wel opdringt is de kardinale vraag waarom we in het democratische westen inmiddels zover zijn afgedwaald, dat zowel de politiek als de publieke opinie verbolgen zijn als een Europese leider zijn volk wil raadplegen over zijn beleid, zelfs al is een deel van de Griekse en de Europese crisis door datzelfde volk ontstaan. En hoe staat het eigenlijk met de soevereiniteit van een Europese staat, hoezeer deze ook verweven is met de Europese Unie, als zijn leider onder zo’n immense druk wordt geplaatst dat zijn handelingsvrijheid wegvalt? Naar van vele kanten verluidt is Papandreou in Cannes door de Europese leiders op een ongehoorde wijze door de mangel gehaald en werd daar de Griekse soevereiniteit de facto in de wachtkamer geplaatst.
De mantra van de westerse democratie heeft in ieder geval veel van zijn glans verloren. Het principe van démos en krateo kan niet worden afgewogen tegen een hoeveelheid geld, ook al betreft het honderden miljarden en zijn de Europese belangen nog zo groot. De harde opstelling van de EU in deze Griekse sage mag zelfs navrant worden genoemd en een bedenkelijke vertoning, zolang de democratische legitimatie van Brusselse besluiten nog steeds uiterst pover is.
Een analyse van de rol van de nationale en internationale media in dit heftige Griekse intermezzo, levert helaas weinig positiefs op. In navolging van de politieke leiders hebben de media hartgrondig meegewerkt aan Papandreou’s imago van de grote boeman. Bij Pauw en Witteman werd voormalig Griekenland-correspondente Ingeborg Beugel in een recente uitzending abrupt afgekapt toen zij de situatie in Griekenland wilde toelichten, omdat dit niet aansloot bij de vermeende werkelijkheid zoals de presentatoren die zagen. Ingeborg Beugel is inzake Griekenland een van de best ingevoerde journalisten in Nederland. Ze heeft de afgelopen maanden bij herhaling in deze talkshow de vooroordelen willen bestrijden die Nederlanders over de Grieken huldigen.
Anders dan de urgentie van het nieuws, valt niet goed te begrijpen wat voor de nieuwsmedia de ratio is van het vasthouden aan een beeld dat de werkelijkheid geweld aandoet. En waarom wordt de visie die de politiek zo graag wil neerzetten in tijden van grote turbulentie zo massaal en kritiekloos door de pers gekopieerd? Het leidde in dit geval tot een opmerkelijk unisono van de media, een verschijnsel waaraan de journalistiek zich per definitie niet zou mogen onderwerpen om haar rol van kritische en pluriforme begeleider van het maatschappelijke proces te kunnen vervullen. Juist de journalistiek zou geconditioneerd moeten zijn om steeds de kritische vraag te blijven herhalen waarom iets wordt gezegd of wordt gedaan.
Dat premier Rutte zijn collega Papandreou belt om hem van zijn referendum-plan af te brengen, verdient in het licht van de democratie natuurlijk niet de schoonheidsprijs. Maar dat ook de media bij wijlen forse afkeuring uitdragen van een politiek leider die zijn volk wil raadplegen, is hoogst opmerkelijk en schuurt met de normaliteit van de journalistiek.
Jan van Groesen
Stichting Media-Ombudsman Nederland
(12-11-2011)