Door Jan van Groesen
Het Nederlandse publiek is voorstander van een professioneel aansprakelijkheidsmodel in de journalistiek. Op grond van een dergelijk model moeten aan journalisten, die zich niet aan journalistieke gedragsregels houden, stevige sancties worden opgelegd. Deze sancties kunnen uiteenlopen van het financieel aansprakelijk stellen van de betrokken media voor schade door onjuiste berichtgeving tot een verbod voor journalisten om nog langer hun beroep uit te oefenen.
Dit is de uitkomst van wetenschappelijk onderzoek dat ASCoR, het onderzoeksinstituut voor communicatiewetenschappers van de UvA, in opdracht van de Stichting Media-Ombudsman Nederland heeft verricht naar vraagstukken van journalistieke ethiek. Het is de eerste keer dat onderzoekers het publiek systematisch naar zijn mening hebben gevraagd over de dagelijkse nieuwsproductie van de media.
In het licht van de afnemende kwaliteit van de nieuwsmedia, klinkt de laatste jaren zowel nationaal als internationaal de roep aan de journalistiek om zich beter te verantwoorden. In het onderzoek van ASCoR, uitgevoerd door prof. dr. Klaus Schönbach en dr. Richard van der Wurff, stond daarom de vraag centraal naar journalistieke “accountability”: journalistieke producties moeten niet alleen aan journalistieke normen voldoen, maar journalisten moeten deze normen ook expliciteren, uitleggen hoe ze daarmee omgaan en hun keuzes van het nieuws rechtvaardigen. Accountability moet ervoor zorgen dat journalisten beter contact houden met hun publiek, dat het wantrouwen in de nieuwsmedia niet verder toeneemt en dat de traditionele nieuwsmedia definitief hun plaats vinden in het online en interactieve tijdperk van de 21steeeuw.
Het ASCoR-onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met TNS NIPO dat voor de beantwoording van de vele onderzoeksvragen 3200 respondenten raadpleegde. De uitkomst bevestigt het beeld dat eerder al uit internationaal onderzoek oprees: naarmate het vertrouwen in de nieuwsmedia en in journalistieke professionals afneemt, verdwijnt ook het vertrouwen in hun zelfregulerend vermogen en wordt de roep om andere controlemechanismen luider.
Volgens de ASCoR-onderzoekers heeft het Nederlandse publiek duidelijke opvattingen over de regels die in de journalistiek moeten worden gevolgd. Berichten en reclame moeten uit elkaar worden gehouden, feiten en opinie moeten worden gescheiden, verschillende opvattingen in de samenleving moeten zo volledig mogelijk aan bod komen en fouten moeten openlijk worden erkend. Interne controle is nodig, door het journalistieke management en bijvoorbeeld in de vorm van een onafhankelijke nieuwsombudsman die publieksklachten behandelt. Ook externe controle is belangrijk. Benadeelden moeten gemakkelijker naar de rechter kunnen stappen en een onafhankelijk kwaliteitskeurmerk voor nieuwsmedia is denkbaar. Maar het publiek bepleit vooral maatregelen en sancties achteraf, als er iets is misgegaan: journalisten die zich niet aan de journalistieke regels houden, moet het verboden worden nog langer hun beroep uit te oefenen en nieuwsmedia moeten financieel aansprakelijk worden gesteld voor schade. Een pleidooi voor een verplichte beroepsopleiding past bij deze maatregelen. Als dit niet lukt moeten nieuwsmedia ook door externe instanties ter verantwoording kunnen worden geroepen. Hier ligt volgens de onderzoekers een duidelijke taak voor de professie.
De bevindingen van het onderzoek weerspiegelen de internationale tendens om van de media een veel krachtiger regime van zelfregulering te vragen, met dito boetes en sancties als stok achter de deur. Deze ontwikkeling kreeg een sterke impuls met de affaire van News of the World, het boulevardblad dat als paradepaardje van Rupert Murdoch ten onderging aan het Britse afluisterschandaal. Nadien hoor je in de wereld van de internationale media steeds vaker de conclusie trekken dat de bestaande instrumenten van zelfregulering, zoals de raden voor de journalistiek, onvoldoende hebben gefunctioneerd en dat er geheel nieuwe structuren van journalistieke zelfregulering nodig zijn.
De ASCoR-onderzoekers refereren in hun studie aan een toenemend media-scepticisme bij het brede publiek, uitmondend in een afnemend vertrouwen in de nieuwsmedia en in de journalistiek. Zij verwijzen daarbij naar vergelijkbaar wetenschappelijk onderzoek in andere landen en naar de Eurobarometer-surveys van de Europese Commissie. Ze noemen het echter wel opvallend dat het Nederlandse publiek een positiever beeld heeft van de nieuwsmedia dan elders het geval is. Uit recente Eurobarometer-surveys blijkt dat Nederlanders nog relatief veel vertrouwen hebben in de maatschappelijke nieuwsvoorziening. In de periode 2006-2010 heeft gemiddeld 61% van de Nederlandse bevolking vertrouwen in “de pers”’, al was dat wel zo’n zeven procent lager dan het gemiddelde in de periode 1996-2000, maar nog steeds hoger dan bijvoorbeeld in Duitsland (46%), Denemarken (52%) en het Verenigd Koninkrijk (19%).
Het ASCoR-onderzoek lijkt het beeld over Nederland te bevestigen. De stelling dat de Nederlandse nieuwsmedia de samenleving over het algemeen goed informeren, wordt door het publiek gemiddeld met een 3.6 beoordeeld op een schaal van 1 tot 5, een redelijk positieve inschatting menen de onderzoekers. Ook zijn de Nederlanders het in grote lijnen oneens met stellingen dat de nieuwsmedia niet te vertrouwen zijn of belangrijke informatie achterhouden.
Het Nederlandse publiek is wel kritischer over wat het beschouwt als de drijfveren van de nieuwsmedia. Deze streven vooral hun eigen (commerciële) belangen na, laten zich teveel opjagen door de concurrentie en bevatten teveel sensatie.
De onderzoekers gaan op deze laatste conclusie niet verder in, maar verwijzen elders in hun rapport uitvoerig naar wetenschappelijk onderzoek waaruit zou blijken dat de burger in veel landen een mediacynische houding heeft ontwikkeld, gebaseerd op negatieve veronderstellingen over de motieven en de houding van journalisten. Zo wordt o.m. onderzoek (uit 2007) van Custom Research aangehaald, een vooraanstaand onderzoeksbureau uit de VS, waaruit naar voren komt dat het vertrouwen in Nederland in de journalistiek als beroepsgroep erg laag lijkt te zijn. Waar in het voorjaar van 2007 nog 43% van de Amerikanen enigszins of veel vertrouwen had in journalisten, gold dat maar voor 33% van de West-Europeanen gezamenlijk en slechts voor 24% van de Nederlanders.
Het Nederlandse publiek vindt “onafhankelijkheid” een belangrijke journalistieke waarde. Uit het ASCoR-onderzoek blijkt dat de Nederlanders opvallend eensgezind zijn dat in de journalistiek geen controlerende rol voor de overheid is weggelegd. Journalisten moeten zonder enige bemoeienis van buitenaf hun werk kunnen doen en moeten zelf gedragsregels voor hun werk kunnen opstellen. Maar dit dus niet zonder maatschappelijke verantwoording af te leggen en stevige maatregelen te nemen als journalisten over de schreef gaan.
(31-7-2012)
(Het onderzoeksrapport van prof. dr. Klaus Schönbach en dr. Richard van der Wurff is elders op deze website als Pdf-file te downloaden)
Jan van Groesen
Stichting Media-Ombudsman Nederland