Door Jan van Groesen
Het is boeiend en tegelijk verontrustend om te zien hoe de Nederlandse samenleving worstelt met het begrip ‘vrijheid van meningsuiting’.
Met name in het integratiedebat, maar ook tijdens de moord op Theo van Gogh, bij het optreden van Ayaan Hirsi Ali en nu weer in de turbulentie rond Geert Wilders, wordt dit grondrecht te pas en te onpas in de discussie opgevoerd, waarbij consensus over de juiste interpretatie steeds verder lijkt weg te ebben.
Het ontbreken van deze consensus is een belangrijke oorzaak van de onzekerheid die de samenleving in onze tijden kenmerkt. En het vertroebelt het beeld van wie nu eigenlijk voor- of tegenstander is van de vrijheid van het woord. Het is daarom aan fijnproevers en juristen om de mogelijkheid van een eensluidende definitie eens goed te onderzoeken, waarbij exegeten van De Verlichting nuttig werk kunnen verrichten.
Helaas kan ook de journalistiek zich kennelijk niet aan deze worsteling onttrekken. Wie de nieuwsmedia nauwlettend volgt , constateert dat de vrijheid van meningsuiting vele interpretaties kent, van de ongelimiteerde versie dat eenieder alles zeggen mag, tot de lezing dat het juist de interrelationele beperkingen zijn die het begrip vrijheid tot zijn recht laten komen. Het gevolg hiervan is dat er grote onduidelijkheid wordt geschapen over wie nu werkelijk het vrije woord voorstaat, en wie niet. Zo besloot het bestuur van het perscentrum Nieuwspoort onlangs, onder voorwaarden van beveiliging, om Geert Wilders in het perscentrum zijn film te laten presenteren. Inmiddels is gebleken dat de presentatie niet doorgaat omdat Wilders de extra beveiligingskosten niet zou kunnen dragen. Maar aan het principe-besluit van het Nieuwspoortbestuur lag volgens voorzitter Max van Weezel de notie van het vrije woord ten grondslag. Met andere woorden: Wilders als rechtvaardiging van het vrije woord.
Is dit echter niet een klassiek geval van Umkehrung aller Werte? En is de journalistiek in Nederland niet teveel ontvankelijk voor Wilders’ repeterende exclamatie dat hij een voorvechter is van vrije meningsuiting.? Wie de optredens van Wilders volgt, zorgvuldig door hemzelf getimed en geregisseerd, kan slechts tot de vaststelling komen dat de PVV-voorman juist een bestrijder is van het vrije woord. Neem vooreerst zijn aanmatigende uitroep dat de Koran verboden moet worden. Met oproepen tot het verbieden van boeken, wordt een drastische beperking van de menselijke vrijheid beoogd, waarvan Salman Rushdie als geen ander kan getuigen. En dat het in dit geval een boek betreft dat door een grote geloofsgemeenschap in de wereld als een heilig boek wordt beschouwd, maakt een dergelijke oproep zelfs onterend, ook al lenen vele historische passages uit de Koran zich voor een zeer kritische, actuele beschouwing.
Wilders schrikt er evenmin voor terug om andersdenkenden de mond te snoeren. Moslims in Nederland die een andere visie op de samenleving etaleren dan de zijne, moeten volgens hem onverwijld worden uitgezet. Een discussie over zijn motivering en zijn drijfveren gaat hij steevast uit de weg, daarmee uiting gevend aan zijn dédain voor de vrije meningswisseling. In plaats daarvan krijt hij, niet zonder raffinement, voortdurend ongepaste kwalificaties uit waarmee hij zijn gesprekspartners in verwarring brengt en zelfs beledigt teneinde een fatsoenlijk en volwassen debat te ontlopen. Want het is bekend, mensen die steeds een hoger verbaal octaaf zoeken, ontbreekt het vaak aan valide argumenten.
Met een dergelijk profiel kan Wilders slechts worden gekwalificeerd als een tegenstander van het vrije woord. Bovendien een tegenstander die er niet voor terugdeinst anderen te bruskeren en te intimideren, daarbij steeds laverend op en over de grenzen van racisme en discriminatie. Of hieraan van zijn kant overtuiging ten grondslag ligt of electoraal winstbejag, doet hier niet terzake.
Natuurlijk heeft ook Geert Wilders het recht om vrijelijk zijn mening te uiten, behoudens de grenzen van de wet. Oproepen tot het verbieden van zijn film zijn daarom uit den boze. Het morele appel van de zijde van politici en van nieuwsmedia aan Wilders om zijn film niet uit te zenden, had ook beter achterwege kunnen blijven. Opgeteld bij de overdaad aan aandacht in de media, hebben dergelijke acties er helaas toe bijgedragen dat Wilders de laatste maanden constant en indringend in beeld bleef, waardoor zijn optreden zelfs een mondiale dimensie heeft gekregen. Consensus over het begrip vrijheid van meningsuiting is daarmee helaas niet dichterbij gekomen, integendeel.
Jan van Groesen
Voorzitter Stichting Media-ombudsman Nederland